Ad van Seijen (1922-2003) auteur van kinderboeken, korte verhalen en toneelstukken.

 
Bijna vijftig jaar was mijn oom, Ad van Seijen, actief als auteur. De kunst van het schrijven heeft hij zichzelf aangeleerd op het zolderkamertje bij mijn grootouders en toen hij dit eenmaal in zijn vingers had rolden er duizenden verhalen in alle uiteenlopende genres uit zijn schrijfmachine. Hij schreef korte verhalen in damesbladen als Libelle en Margriet, hij produceerde hoorspelen voor de VARA en KRO, hij schreef kinderboeken, werkte mee aan de Donald Duck en liet daarnaast toneelstukken in zowel de Friese als Nederlandse taal uit zijn pen vloeien. Ook vertaalde hij talloze boeken en artikelen uit het Engels: “die taal heb ik door zelfstudie geleerd”. Het oeuvre van mijn oom was net zo onuitputtelijk als zijn inspiratie.
 
Mijn vroegste herinneringen aan mijn oom speelden zich af bij mijn grootouders thuis in Leeuwarden. Ik werd daar kennelijk wel eens ondergebracht door mijn ouders. Het ratelen van de typemachine begon ’s morgens vroeg al en het geluid klonk door het hele huis. 
Als mijn “beppe” rond een uur of half tien de koffie aankondigde kwam hij naar beneden met… een vers geschreven verhaaltje. Mijn gevoel van nu is dat ik uitkeek naar dat moment en dat moet ook zo geweest zijn. Ik mocht bij hem op schoot zitten en hij las me voor. De verhaaltjes gingen in mijn herinnering over recht en onrecht en de gerechtigheid die overwon, er zat altijd wel een moraal in. Ik vond zijn verhaaltjes prachtig!
 
Hij schreef zo`n honderd hoorspelen voor de radio, het aantal korte verhalen schatte hij zelf op tweeduizend en hij schreef zeven toneelstukken. Deze werden echter niet gretig afgenomen door Friese gezelschappen. Men vond ze te literair. 
John Lanting heeft hem eens gevraagd om voor zijn Theater van de Lach een stuk te schrijven maar hij heeft de opdracht niet aangenomen. Hij kon er niet toe komen dergelijke jolige verhalen te schrijven.
 
Mijn oom heeft altijd van zijn pen kunnen bestaan maar zoals hij zei: “Een schrijver wordt in Nederland niet rijk, we weten allemaal dat de cultuur hier op een laag pitje staat”.  Het was dan ook niet altijd een vetpot. 
Vooral de radio-omroepen gooiden er met de pet naar als het op betalen aankwam.  Hij schreef voor de KRO eens een kinderoperette waar in totaliteit tweehonderd mensen aan meewerkten. Hij had er zes weken lang iedere avond aan gewerkt maar kreeg hiervoor niet meer dan 150 gulden uitbetaald. Toen hij later informeerde wanneer het stuk zou worden uitgezonden kreeg hij als antwoord: “Oh, sorry, het is een paar weken geleden al op de radio geweest, we hebben u helemaal vergeten in te lichten”. Dat stak hem.
Ook de kinderverhalen en bijdragen aan schoolboeken werden niet dik betaald maar hij heeft nooit geklaagd. Hij had uiteindelijk zelf voor het schrijversvak gekozen.
Naast de activiteiten als schrijver was hij vijftien jaar lang eindredacteur van De Schuttevaer (vakblad voor de scheepvaart).
 
Toen de tweede wereldoorlog uitbrak werd mijn oom als 19-jarige jongen door de Duitsers naar een dwangarbeiderskamp getransporteerd. Na drie jaar werd hij vrijgelaten. Na de oorlog werd hij boerenarbeider maar hij  wilde zich al snel verder ontwikkelen. Hij begon met zelfstudie en  las elk boek dat hij te pakken kreeg. Het  maakte hem niet uit waar het over ging, hij leerde het hele Engelse woordenboek bij wijze van spreken uit het hoofd en slaagde er in een baan als vertaler te krijgen.
 
Zijn eerste verhaal stuurde hij naar weekblad Libelle en hij kreeg een brief terug dat men het wilde publiceren en in de toekomst wel meer van hem af wilden nemen. Zo is het balletje gaan rollen. Hij merkte al snel dat hij in staat was verhalen te schrijven die kinderen aanspraken en vond dat reden genoeg om zich in die richting te ontwikkelen.
 
Door de jaren heen heeft mijn oom zoals eerder gezegd nooit gebrek aan inspiratie gehad: ”Ik heb soms zoveel ideeën dat ik niet eens aan het uitwerken toekom. Ik ga wel eens met tegenzin naar mijn werkkamer maar als ik eenmaal achter mijn schrijfmachine zit is het prima”.
Hij verbaasde zich over een schrijfster die hem toevertrouwde dat ze gemiddeld drie tot vier weken met een kinderverhaal bezig was. “Het klinkt misschien eigenwijs” vertrouwde hij een journalist van een krant toe in 1989: “maar zoiets doe ik in twee uur. En de verhalen die het snelst tot stand zijn gekomen blijken achteraf altijd de aardigste te zijn”. 
 
De laatste jaren van zijn leven woonde hij in Heerenveen. Ik bezocht hem regelmatig. 
De drang om te schrijven bleef er tot op het laatst. Hij schreef vooral gedichten. Deze gingen over het leven en over de dood en over zijn vrouw die er niet meer was en waar hij naar verlangde.
 
Omdat hij nog wel een gedichtenbundel wilde uitbrengen nam ik mijn lap-top mee als ik hem bezocht. Hij las voor uit eigen werk en ik tikte het uit. Helaas is het beperkt gebleven tot een paar gedichten waarvan hij ook niet zeker meer wist of het allemaal wel klopte……
 
Hij is op 81-jarige leeftijd gestorven, een eigenzinige maar wel bescheiden man die het liefst met zijn grote passie bezig was: schrijven.
 
 
 
Zijn laatste gedicht:
De dream
 
Ik ha dy noch wol sjoen sûndsto der net mear bist.
Ik kom dy noch wol tsjin, yn dream, 
en is libben goed besjoen en nei ‘t men seit net dream?
De dea derby ynbegrepen dy foarmt dêrfan in diel,
dat kin net oars.
‘t Is in gehiel, libben en dea.
Ik liket in soarte fan maskerade, minsken als dreamfiguren,
mar als ik yn in spegel sjoch, dat mysterieuse glês 
dat bylden opropt krekt als God docht yn it hert,
dan sjoch ik dyn gesicht en byldnis.
En dat komt troch datsto yn my verankert sitst,
wy spylje yn in stik.
God sels is de dramaturg, de regisseur en de auteur,
hy hâldt alles yn syn hân.
 
Ad van Seijen, 2003.
© 2024 De BonteBok Beheer